zine60

Eliot Weinberger Obama vs. Clinton: een terugblik
Nederlandse vertaling: Kurt Devrese

alligatorzine | zine

Op de slotavond van de genadeloze presidentiële voorverkiezingen vergeleek Jesse Jackson de overwinning van Barack Obama met de ondertekening van de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring. Erica Jong vergeleek Hillary Clintons nederlaag met Jeanne D’Arc op de brandstapel. Obama was in Sint Paul, Minnesota, uitgerekend in het stadion waar in september de Republikeinse partijconventie zal plaatsvinden, soms nauwelijks te verstaan onder het bijna onophoudelijk gejuich van de 17.000 aanhangers (en de nog eens 15.000 die buiten stonden te luisteren). Clinton, uitgeweken naar wat intussen bekend staat als het afgelegen eiland van Hillaryland – in casu het Baruch College in New York, verscheidene verdiepingen ondergronds en onbereikbaar voor gsm- of pda-toestellen –, bleef benadrukken dat ze, althans volgens de Hillarywiskunde, de stem van het volk voor zich had gewonnen, bleef verkondigen dat ze klaar was om als Commander-in-Chief aan te treden op ‘Day One’, en bleef de goedkoopste slagzin uit haar stompzinnige speech herhalen, namelijk over dat jongetje dat zijn fiets had verkocht om haar campagne te steunen. (Samen met Bill heeft ze de laatste zeven jaar 109 miljoen dollar vergaard. En zij durft kinderen hun speelgoed te misgunnen? En zich erover te verkneukelen?) Clinton benadrukte dat haar 17 miljoen kiezers dienen ‘gerespecteerd’ te worden, alsof ze een krijgsheer was en het kiezerskorps haar privémilitie. Onderwijl scandeerden sommigen in de menigte “Den-ver! Den-ver!”, opdat ze de strijd tot het uiterste, tot aan het Democratisch partijcongres in augustus, zou voeren. En dan had je John McCain, in wat een auditorium van een middelbare school ergens in Louisiana bleek te zijn (hij wist het zelf ook niet: hij dacht dat hij in New Orleans was, maar dat was niet zo), die een honderdtal slaperige bejaarden toesprak, moeite had met het afleesapparaat en te pas en te onpas grimassen maakte. Tegenover een afzichtelijke groene achtergrond zag hij er uit, zoals een blogger het omschreef, als plattekaas op een limoenpudding. Niet bepaald wat je van een gezagsdrager of een gentleman zou verwachten, nam hij dit uitzonderlijk moment in de Amerikaanse geschiedenis te baat om niet zozeer de eerste Afro-Amerikaanse presidentskandidaat te feliciteren dan wel op een saaie sarcastische manier de jonge wijsneus Obama en zijn geloof in ‘verandering’ belachelijk te maken. Een vreemde zin uit McCains toespraak werd intussen al een klassieker op YouTube: “We zouden alle uitgedroogde baby’s heet flessenwater moeten kunnen bezorgen.”

Het was, toen ik Obama zag spreken, nauwelijks te geloven dat dit de Verenigde Staten waren. Ik moest terugdenken aan een voorval van een goeie vijftig jaar geleden: ik was vier jaar oud en ik veroorzaakte tijdens een familietrip naar Florida een klein incident in een busstation toen ik ging drinken van een fontein die als ‘Colored’ was gemerkt. (Ik kon het bord lezen, maar had geen idee wat het inhield.) Ik ben tijdens de burgerrechtenbeweging opgegroeid, heb Martin Luther King horen spreken. En hier stond een Afro-Amerikaan die het verder had geschopt dan eender welke niet-blanke in eender welk westers land, bovendien in een land waar nooit, met uitzondering van de Ierse John Kennedy, een president van een blanke minderheid werd verkozen – geen joden, geen Polen, geen Italianen – en waarvan slechts een, de ongelukkige Michael Dukakis, werd genomineerd.

Al bij al is dit een typische reflex van een babyboomer. Het feit dat het geenszins over afkomst of ras ging, was één van de opvallendste zaken uit Obama’s campagne. Hoewel Obama duidelijk zijn spreekstijl gebaseerd heeft op die van Martin Luther King en andere predikanten, voerde hij geen campagne als een zwarte kandidaat. Het is zo goed als vergeten dat tot aan zijn overwinning van de eerste voorverkiezing in Iowa de meeste zwarten niet wisten wat van hem te denken. De veteranen van de burgerrechtenbeweging hadden niet veel sympathie voor hem: hij was geen telg van hun strijd, was een ‘Afrikaanse’ Afro-Amerikaan zonder een persoonlijke band met de slavernij en hield er blijkbaar een heel andere agenda op na, omdat zijn rechtvaardigheidszin universeel was en zich niet beperkte tot het leed dat de Afro-Amerikanen was aangedaan. De meerderheid van de zwarte vrouwelijke bevolking en de helft van de zwarte mannelijke bevolking steunden Clinton. Ze begonnen zich achter hem te scharen toen het duidelijk werd dat hij de blanke gemeenschap aansprak, dat hij een nieuw soort Afro-Amerikaanse politicus was en dat hij misschien weleens kon slagen. En ze lieten Hillary massaal vallen na de eerste van een reeks choquerende uitlatingen van de Clintons, die nochtans altijd supersterren waren geweest in de zwarte gemeenschappen: Bill die Obama afdeed als een soort Jesse Jackson (of een mindere protestkandidaat die enkel de zwarte gemeenschap aanspreekt) en Hillary die stelde dat King dan wel een groot redenaar mag geweest zijn, maar het uiteindelijk Lyndon Johnson was die de burgerrechten liet goedkeuren (waarmee ze een onuitgesproken parallel trekt).

Ongetwijfeld stemden of zullen sommigen voor of tegen Obama stemmen omwille van zijn afkomst, ofschoon er van een soort rechtlijnig racisme in VS niet echt meer sprake is. Vandaag de dag heeft een blanke bediende doorgaans geen probleem met een zwarte bediende – doch de arme zwarte blijft natuurlijk nog altijd een uitgesloten iemand en een geïnstitutionaliseerd racisme heeft de zwarte jongeren van school én in de gevangenis gehouden. Een nieuwe generatie is opgegroeid met Kings verjaardag als nationale feestdag en de Amerikaanse helden, zoals Teddy Roosevelt en Daniel Boone, waarmee ik in de middelbare school opgroeide, werden ingeruild voor Rosa Parks en Sacajawea. Men mag evenmin onderschatten hoezeer de popcultuur het pad voor zowel Obama als Hillary heeft geëffend. (Of zoals een comedian het formuleerde: “De dag dat er een zwarte of een vrouw als president in het Oval Office zetelt, mag je ervan uitgaan dat er een asteroïde op de aarde afstormt.”) Tot Obama’s voorgangers kan ongetwijfeld Oprah Winfrey gerekend worden; zij is de enige vrouwelijke selfmade miljonair in Amerika en ze heeft haar tv-programma en magazine opgebouwd rond het imago van de welgezinde kameraad die je helpt om jezelf te helpen. Obama’s slogan “Yes we can!” is Oprah’s boodschap in een notendop en, niet te vergeten, zowat 90 procent van haar publiek is blank.

Daarnaast is het ergste racisme in de VS tegenwoordig gericht op de nieuwkomers, de Amerikanen van Latijns-Amerikaanse afkomst. Vijandige gevoelens tegenover immigranten werden door de regering Cheney-Bush op een slinkse manier gekoppeld aan hun oorlog tegen de terreur, en in het huidige hoewel enigszins tanende discours – belichaamd door het fanatieke nieuwsanker Lou Dobbs op CNN – zijn begrippen als ‘terrorist’ en ‘illegaal’ inwisselbaar geworden in een klimaat van angstmakerij rondom ‘veiligheid’ en ‘het beschermen van onze grenzen’. Een journalist die blanke racistische websites onderzocht, stelde vast dat hun woede meer op Obama dan op McCain was gericht, die inzake immigratie ‘mild’ werd bevonden. (Obama is als zwarte volgens de logica van de Aryan Nation incapabel om zelf te denken en louter een instrument in handen van de ZOG, de Zionist Occupational Government die zogezegd het land in handen heeft.) In het Zuiden nemen de blanke sheriffs, erfgenamen van de burgerrechtenbeweging, iedere gelegenheid te baat om – zelfs voor het vissen zonder vergunning – Latijns-Amerikanen te arresteren en te deporteren indien ze illegaal in het land vertoeven. Voor deze hoeders van het recht mag een zwarte dan wel een zwarte zijn, maar hij is tenminste een van ‘ons’.

Het fenomeen Obama gaat, met uitzondering voor de terecht trotse Afro-Afrikanen, geenszins over ras. Het gaat over een nieuwe generatie die eindelijk de babyboomers opzij schuift en verder kijkt dan wat Obama omschreef als hun ‘psychodrama’ dat de regering alsmaar opnieuw polariseerde en verlamde. Bill Clinton heeft ooit gezegd dat wanneer je vindt dat wat in de jaren zestig gebeurde een goede zaak was, je een Democraat bent; wanneer je vindt dat het slecht was, een Republikein. Nog voor hij als president kandideerde, placht Obama te zeggen dat de Amerikaanse politiek was blijven steken in de eindeloze studentikoze discussies uit die tijd.

Zowel wat betreft inhoud als stijl was dit een krachtmeting tussen het einde van de twintigste en het begin van de eenentwintigste eeuw. Clinton bouwde haar campagne uit naar het voorbeeld van Bills succes in 1992: win de grote geldschieters voor je en concentreer je op de winnende grote staten. (Daar Bill niet gewonnen had in Iowa, de eerste staat waar wordt gestemd, loonde die staat ook niet echt de moeite.) Mark Penn, de opiniepeiler die Bills herverkiezing in 1996 had begeleid, werd ingehuurd om Hillary’s campagne op een gelijkaardige manier te sturen. (Penns specialisme bestaat eruit het kiezerskorps onder te verdelen in minuscule belangengroepen en vervolgens elk van hen specifiek te benaderen.) Aanvankelijk ging Hillary’s discours overwegend over het herstellen van de goeie oude tijd onder de eerste regering Clinton. (“Er was een Clinton nodig om het puin te ruimen na de eerste Bush en er zal een Clinton nodig zijn om het puin te ruimen na de tweede Bush.”) Ze veranderde van aanpak zodra Bill in toenemende mate op het voorplan verscheen en nogal driftig uit de hoek kwam, wat herinneringen opriep aan de minder gelukkige momenten uit het Clintontijdperk, en velen zich begonnen af te vragen of ze hem in een Hillary White House wel in toom zou weten te houden.

Obama heeft zijn ervaring als organisator aan de basis opgedaan, wist die over te planten naar het internettijdperk – het belang hiervan werd voor het eerst erkend door Howard Dean tijdens zijn onsuccesvolle campagne van 2004. Door de ’50-statenstrategie’, die Dean als voorzitter van het Democratisch kiescomité bedacht (iets wat de Clintonistas ronduit belachelijk vonden), te combineren met het gedecentraliseerde karakter van het internet, besefte Obama dat veel kleine staten evenveel afgevaardigden kunnen opleveren als een aantal grote staten, en dat veel kleine geldschieters uiteindelijk meer geld zouden schenken dan een aantal grote (die met de financieringswet sowieso maar een beperkt bedrag mogen schenken). Aan de hand van een knappe website gemodelleerd op ‘sociale netwerkhubs’ zoals Facebook of MySpace, waar van alles te beleven valt voor een generatie die op het internet gedijt, verzamelde hij een e-mailadressenlijst met acht tot tien miljoen namen, ontving hij giften – 90 procent betrof telkens minder dan $ 200, waarvan zowat de helft minder dan $ 100 – van anderhalf miljoen mensen, wat hen een gevoel van betrokkenheid gaf en hen aanmoedigde effectief aan de campagne deel te nemen. (In februari verwierf hij 55 miljoen dollar zonder ook maar één fundraiser in te schakelen.) Ondertussen wist hij YouTube perfect te benutten voor het verspreiden van zowel zijn advertenties en speeches als Clintons ergste blunders, materiaal dat door miljoenen mensen bekeken werd. Bovenal begreep hij dat het hele land was uitgekeken op Bush, de meest impopulaire president uit de moderne Amerikaanse geschiedenis, en dat de boodschap van ‘verandering’ bij een groot aantal kiezers zou aanslaan. Dit laatste gaat meteen voorbij aan de benadering van Clinton-Penn, het opsplitsen van het kiezerskorps, waarbij men ervan uitgaat dat bijvoorbeeld sojaboeren gegarandeerd goede geldschieters zijn. In een gedecentraliseerde wereld, een macrokosmos van Obama’s persoonlijke geschiedenis (een Keniaanse Amerikaan die opgroeit in Hawaï, Indonesië en Kansas), zijn het de universele doelstellingen, uitgewisseld via het nieuwe speelveld van het internet, die mensen bij elkaar brengen.

*


De Clintons wisten absoluut geen raad met de politieke draagwijdte van het internet – Bill weet niet eens hoe e-mail werkt – en waren gewoon aan het tijdperk waar het geld van de rijken kwam, opinies gevormd werden op televisie en in de kranten door een te beïnvloeden groep experts, waar je boodschap in de media nog min of meer te controleren viel. Het internet is daarentegen een totaal andere wereld, met ontelbare opiniemakers, feitenslijpers en amateurexperts. Elke verklaring van een politicus wordt door tal van vrijwillige onderzoeksjournalisten, zoals we die nog zelden aantreffen in de traditionele media, tegen het licht gehouden. Ze weten ook snel de quotes en videoclips aan te leveren die aantonen hoe leugenachtig een kandidaat kan zijn – zoals Clinton mocht ervaren wanneer ze het had over het trotseren van scherpschutters in Bosnië of hoe ze de vrede had bemiddeld in Noord-Ierland. Tijdens heel de campagne bracht het internet nieuws dat bijvoorbeeld de New York Times niet bracht. En de meest precieze voorspellingen van iedere voorverkiezing afzonderlijk waren niet afkomstig van een enquêtebureau, maar van een anonieme blogger, een zekere Poblano, die niemand ondervroeg maar een soort systeem bedacht had dat gebaseerd was op de demografie en eerdere verkiezingsuitslagen. Uiteindelijk maakte Poblano zich bekend als een professionele baseballstatisticus.

Los van het internet was het toch wel een verrassing hoe ongerijmd Hillary’s campagne over het algemeen was. Ze was haar troonsbestijging op zijn minst zes jaar aan het voorbereiden geweest (sommigen beweren zelfs nog voordat Bill president werd). In de overtuiging dat het de enige manier was om als vrouw verkozen te worden, had ze zichzelf het imago van een Thatcherachtige Iron Lady aangemeten, en steunde ze niet alleen de oorlog in Irak maar identificeerde zich tegelijk met verscheidene militaire en defensieve aangelegenheden. In de veronderstelling dat ze campagne zou voeren tegen de rechterzijde, zonder zich ooit een tegenkandidaat van links in te beelden, distantieerde Clinton zich gedurende haar zes grijze jaren in de Senaat van een progressieve wetgeving, uit angst dat zoiets uiteindelijk tegen haar uitgespeeld kon worden. Meer nog, ze deed er alles aan om haar geloofsbrieven als rechtgeaarde patriot te etaleren, ze diende zelfs een amendement in bij de wet op vlagverbranding, ook al was er slechts één incident sinds de oorlog in Vietnam gesignaleerd (een aantal dronken gasten van een studentencorps tijdens een feestje).

Ze was alom bekend toen ze vorig jaar van start ging, lag dertig punten op voorsprong in de peilingen en was ervan overtuigd dat ze zou zegevieren. In de maand december zei ze: “Ik ben klaar voor de race. Lang zal het niet duren. Tegen 5 februari zal het voorbij zijn.” Die bewuste dag, Super Tuesday, kwam voor haar als een totale verrassing: van de 22 staten gingen er 13 naar Obama. Helemaal niet op een nederlaag voorbereid, maakte ze de fatale fout niet volgens haar regels maar die van Karl Rove te ageren.

Hillary is een bestuurster die door niemand echt graag gezien wordt maar door iedereen wordt gerespecteerd omwille van haar efficiëntie. Ze is een soort überpolitica met een encyclopedische kennis van wetgeving en politieke rapporten. Bijzonder welbespraakt als ze is – overigens een veel betere debater dan Obama –, kan je haar eender welke vraag voorleggen (“Wat kan er gedaan worden om de zalmvisserij in het Noordoosten te beschermen?”) en een gedetailleerd antwoord verwachten. In een land dat de reinste onbekwaamheid van de regering Cheney-Bush moe is – denk aan de verwoesting van een grote Amerikaanse stad en het onvermogen van de regering om er ook maar iets aan te doen (New Orleans telt vandaag slechts de helft van de oorspronkelijke bevolking)– had Clinton makkelijk kunnen winnen door haar vakbekwaamheid uit te spelen, zoals ze dat gedaan heeft voor de twee senaatsverkiezingen toen ze het haalde van de overwegend conservatieve kiezers in de staat New York.

In de plaats daarvan had ze het alsmaar óver haar competenties, bleef ze eindeloos haar mantra “klaar voor Day One” herhalen, alsof haar verleden als vrouw van een president haar meer presidentiële aanspraak gaf. Erger nog, ze ging in de aanval door Obama’s bezielde speeches in het belachelijke te trekken.

Welnu, ik zou hier als volgt het woord kunnen nemen: “Laten we met zijn allen samenkomen. Laten we ons verenigen. De hemel zal opklaren. Het licht zal schijnen. Het hemels koor zal zingen, iedereen zal inzien dat we gewoon juist moeten handelen en dat de wereld perfect zal zijn.”

(Ze was ongetwijfeld de eerste politicus die tijdens een campagne haar kiezers vertelde dat hun dromen illusies zijn.) Ze verweet op een absurde manier Obama’s plagiaat van een enkele zin (“change you can xerox”) in een van zijn speeches en herhaalde onophoudelijk dat Obama contact had met iemand die lid was geweest van de Weather Underground (toen Obama nog een kind was). Aanhangers van de Democratische partij waren ontzet toen ze McCain begon te prijzen ten nadele van Obama: alleen zij en McCain waren gereed voor de hoogste functie, of – in Bills woorden – enkel zij en McCain waren “ware patriotten.” Obama was een doetje – Bill noemde hem een joch – die met Ahmadinejad wou praten; Clinton wou Iran bestoken met kernwapens en “van de kaart vegen” indien het Israël durfde aan te vallen.

Net toen je zou denken dat ze de bodem had bereikt, ging ze nog dieper. Ze probeerde Obama af te schilderen als een enge zwarte man die, zoals onderhuids gesuggereerd in een geniepige advertentie (‘3 a.m.’, en genadeloos geparodieerd), je huis zou binnendringen en je mooie slapende blonde dochtertje zou vermoorden. Ze zaaide twijfels of Obama nu al dan niet een christen was dan wel een angstwekkende moslim. Toen dit niet bleek te werken, vond ze zichzelf opnieuw uit als vrouw van het volk, keuvelend met grootvader tijdens de jacht en drankjes achterover slaand in volkse cafés, onderwijl verweet ze Obama – de zoon van een alleenstaande bijstandsmoeder – elitair te zijn en het contact verloren te hebben met de gewone mensen waarmee zij zogezegd al die jaren omging op de Yale Law School, de gouverneurswoning in Arkansas, het Witte Huis en de Senaat. Die gewone mensen, verklaarde ze tijdens een van de vele schamelijke momenten, waren ‘hardwerkende Amerikanen, blanke Amerikanen’.

Telkens ze een staat verloor, gingen haar slaafse volgelingen op tv verklaren dat de desbetreffende staat (en bijgevolg haar kiezers) van geen belang was; bloggers omschreven het geleidelijk aan als de ‘strategie van de 40-statenbelediging’. Een zege in het achterland van West-Virginia werd als een grote triomf omschreven. Niemand in het Clintonkamp gaf ooit toe dat ze van in het begin achterop hinkte zowel met betrekking tot de stemmen als de toegewezen (of verkozen) afgevaardigden, terwijl de televisie vanzelfsprekend de illusie in stand hield dat dit alles slechts een fotofinish betrof die ons aan de schermen gekluisterd moest houden.

Behoorlijk ironisch was het moment waarop Clinton het voorstel van McCain onderschreef voor een vrijstelling van de taks op brandstoffen tijdens de zomervakantie – zonder meer een gebaar om de kiezers te paaien, daar geen van beide een senaatsvoorstel indiende. Op de vraag waarom geen enkele econoom het plan steunde, antwoordde onze chef politieke rapporten, Clinton: “Ik ga mijn lot niet in handen van de economen leggen... Het heeft geen zin vast te houden aan een idee-fixe als blijkt dat het gedachtegoed van een elite tot iets leidt dat de grote meerderheid van de Amerikanen veeleer slecht uitkomt.”

In haar uiterste wanhoop probeerde ze de partijregels, die ze eertijds onderschreven had, te wijzigen en de voorverkiezingen in Florida en Michigan in vraag te stellen. Ze vergeleek de stemming in Florida met de afschaffing van de slavernij en de verkiezingen in Zimbabwe. (Zoals iedereen weet, viel Florida 25 jaar lang onder de invloed van Obama en Clintonstemmers werden geterroriseerd en vermoord door Obamabendes...) In Michigan, waar Obama’s naam niet eens op het stembiljet vermeld stond, benadrukte ze dat alle stemmen uitsluitend aan haar toe te schrijven waren.

En dan kwam het absolute dieptepunt, met haar uitspraak die vele superdelegates en een groot deel van het land tegen haar keerde. Op de vraag waarom ze niet was afgehaakt van een campagne die ze duidelijk aan het verliezen was, antwoordde ze dat we niet mogen vergeten dat Robert Kennedy in juni de avond van de voorverkiezing in Californië werd vermoord en dat niemand weet wat er kan gebeuren. Los van het feit dat men in eender politieke campagne niet behoort te alluderen op de moord van zijn tegenstander, is het duidelijk dat Obama de meest bezielde politieke figuur is sinds Robert Kennedy en Martin Luther King en bijna iedereen heeft hoe dan ook hun lot in gedachten.

Aan het einde van de rit restte Clinton, de kandidaat die zich jarenlang had voorbereid en wiens grondige vakbekwaamheid de grootste troef was, een schuldenlast van 30 miljoen dollar, het grootste deel voor de kleine ondernemingen, 11 miljoen dollar voor haarzelf. (Het is niet duidelijk hoe ze dit zal afbetalen, want verloren zaken trekken weinig geld aan.) Obama, die uit het niets kwam, sloot af met een winst van 30 miljoen dollar. Clintons directeur communicatie verdiende 266.000 dollar per maand, die van Obama 14.000. Haar staf raakte verwikkeld in een ware publieke oorlog, met ontslagen van topadviseurs en managers tot gevolg; zijn staf vertoonde zo goed als geen interne onenigheid. Zij werd verondersteld over de leidinggevende talenten te beschikken, Obama was de dromer. Zelfs de Republikeinen omschrijven de campagne van Obama als de best georganiseerde sinds mensenheugenis. Over een aantal jaar, wanneer de memoires het licht zien, zullen we precies te weten komen hoe hij het deed.

*


De dag na de laatste voorverkiezing en Clintons verbitterde speech, bedacht een groep fervente aanhangers uit het Congres een uitweg om als het ware af te kicken van haar zelfverslaving. Voor het heil van de partij moest ze toegeven dat ze verloren had. Drie dagen later gaf ze in een speech haar steunbetuiging aan Obama. De experts omschreven het allemaal als ‘hoffelijk’, maar het was er aan te zien dat ze niet bepaald warm liep voor de opdracht. Het was merkwaardig dat ze niet één keer McCain vermeldde. Misschien was het in haar gedachten uitsluitend een Clinton-Obama race; nu ze verloren had, deed de rest er niet toe.

Clintonaanhangers van het eerste uur zagen de race in gendertermen, en schreven haar verlies toe aan het seksisme van de media en de publieke opinie. Alhoewel, de breuklijnen vielen veeleer samen met de leeftijd: vrouwen boven de 65 stemden overweldigend voor Clinton, vrouwen tussen de 40 en de 65 waren ongeveer gelijk verdeeld, vrouwen onder de 40 stemden voor Obama. In de steden zijn jonge vrouwen beter opgeleid en verdienen meer dan de jonge mannen. Ze bekleden leidinggevende functies en geloven duidelijk niet dat Clinton hun enige hoop is op een vrouwelijke president.

Obama is niet gewonnen omdat Clinton verloor. Hij was, naar Amerikaanse normen, de betere kandidaat. Ik wist dat hij zou winnen van zodra ik hem op televisie in Iowa zag, omdat hij over de kwaliteit beschikt die Amerikanen het meest waarderen bij hun presidentskandidaten: ernst. In zeven van de tien laatste verkiezingen steunden ze de Republikeinen, ook al waren ze het dikwijls op verschillende specifieke punten met hen oneens en zelfs duidelijk tegen hun eigenbelang ingingen, omdat de Republikeinen schijnbaar meenden wat ze zeiden. Met uitzondering van Bill Clinton – die de gave had alles voor iedereen te zijn – hebben de Democraten herhaaldelijk geprobeerd Republikeinser dan de Republikeinen te zijn en kwamen er ten slotte als dwaze hypocrieten uit te voorschijn. Dukakis, een in een tank rijdende klungel met een veel te grote helm op. Wetenschapper Al Gore, die weigert de schoolraad van Kansas op de vingers te tikken wanneer die beslist dat het creationisme in de biologieklas moet onderwezen worden. Kerry die op een zielige manier zijn aannemingsrede op de Democratische conventie opent met het saluut ‘Reporting for Duty’. En nu ook Hillary, antiracist bij uitstek die de kaart van het racisme trekt, tegenstander van de oorlog die ze steunde, een politica met Ivy League roots die het beleid door een elite wil hekelen.

Obama is, naar alles wat men hoort, zijn visie van een basisbeweging en een verzoeningspolitiek trouw gebleven; op tegenstrijdige standpunten heeft men hem nog niet weten te betrappen. In het land dat – voornamelijk tot eigen nadeel – bovenal gelooft in de individuele vrijheid is Obama een selfmade man wiens boodschap herhaalt dat vooruitgang in de eerste plaats bij jezelf begint. Clinton bijvoorbeeld had het, als Democraat van de oude garde, over politieke veranderingen die het onderwijs kunnen verbeteren. Obama, zeg maar een nieuwerwetse Democraat, zei dat we zowel de politiek moeten veranderen als aan de keukentafel de kinderen met hun huiswerk moeten helpen. Een boodschap die de Republikeinen heel erg aanspreekt, en hoewel ik er zelf in New York waar ik woon weinig tegen het lijf loop, hoorde ik alsmaar verhalen over kennissen, ouders, ooms en tantes uit het binnenland, door en door Republikeinen, die enthousiast waren over Obama. Onlangs nog meldde een gezaghebbende publicist uit christelijke hoek dat hij verwacht dat 40 procent van de aanhangers van de evangelische leer op de Democratische kandidaat zal stemmen – wat een immense afkalving van de Republikeinse basis inhoudt– omdat ook daar een nieuwe generatie zich aandient die toleranter is met betrekking tot sociale issues.

Intussen, aan de andere zijde, ziet het ernaar uit dat McCain geen schijn van kans maakt, tenzij een of ander cataclysme een nieuwe angstronde op gang brengt. Hij werd kandidaat enkel en alleen omdat de anderen – Romney, Giuliani, Huckabee – ieder op hun manier kansloos waren. Hij weet bij de Republikeinen weinig enthousiasme op te wekken: tijdens de laatste twee maanden van de voorverkiezingen, nadat hij reeds gewonnen was, stemde een kwart nog tegen hem. De onafhankelijke kandidaten Bob Barr en Ron Paul zullen stemmen van de Republikeinen afsnoepen, zoals Ralph Nader dat in 2000 van Al Gore deed. McCains reputatie van maverick of dwarsligger in de Straight Talk Express is gebaseerd op de McCain anno 2000, toen Bush hem wist te verslaan middels een gemene campagne. De man die de evangelische predikanten aanviel als ‘bemiddelaars van de intolerantie’ smeekt nu om hun steun; de man de belastingsvermindering van Bush voor de rijken hekelde, gelooft nu dat dit het reddingsmiddel is voor de slabakkende economie; de man die Bush zo dom als wat noemde verschijnt nu met hem op foto's – het zijn inmiddels bijna iconen geworden –, terwijl hij Bush gemoedelijk in de maag stompt of een verjaardagstaart aansnijdt, uitgerekend op de dag dat de orkaan Katrina op de golfkust inbeukte. In zijn eerste nationale advertentie verklaarde de verwoede verdediger van een honderdjarige bezetting van Irak: “Ik haat oorlog.” Zijn reputatie van oprechtheid, ooit hoog ingeschat, zal vlug slinken nu de Democratische race voorbij is en de media de reeds beschikbare informatie uit de blogwereld vergaart en hem nauwer in het oog houdt. En hij ziet er, vooral naast Obama, een oude man uit die niet bepaald pienter is, een beetje als de roekeloze jonge kerel van eertijds die in een oude zonderling is veranderd. Als Clinton de laatste kandidaat van de twintigste eeuw en Obama de eerste van de eenentwintigste eeuw was, dan is McCain een overblijfsel van de Koude Oorlog. Zijn held is inderdaad Teddy Roosevelt; hij is ouder dan Mount Rushmore; hij heeft nog nooit met een computer gewerkt; sommige van zijn bondgenoten noemen Obama nu al een ‘marxist’.

*


In een onbewaakt moment tijdens het begin van de campagne liet Michelle Obama zich ontvallen: “Voor het eerst van mijn leven ben ik echt trots op mijn land.” Het was een gewaagde uitspraak voor een vrouw van een presidentskandidaat, een uitspraak die de algemene verkiezingen nog zal achtervolgen, maar velen van ons wisten precies wat ze bedoelde. Ik heb tot dusver nog niemand onder de veertig ontmoet die geen Obamamaniak is. Stadia lopen vol om hem te horen, mensen komen in grote getale buiten om campagne te voeren en te stemmen, met een enthousiasme dat we in geen veertig jaar gezien hebben. Bij het horen van Obama’s frequent herhaalde New Age-achtige zin “Wij zijn de mensen waarop we gewacht hebben,” is het moeilijk niet te geloven dat zij de mensen zijn waarop we gewacht hebben.



[11 juni 2008]

|

This material is © Eliot Weinberger
Nederlandse vertaling © Kurt Devrese

Originele tekst: Obama v. Clinton: A Retrospective,
London Review of Books, Vol. 30 No. 13, 3 July 2008.

www.alligatorzine.be | © alligator 2008